Sunday, March 4, 2007

premature amnesie

[it only takes] een ontmoeting met iemand van wie je je herinnert dat je haar ooit hebt gekend, en dat de herinnering slechts zo ver reikt, om te beseffen dat het erbarmelijk gesteld is met de staat van je geheugen. Het eerste moment is het mogelijk een gênante situatie te vermijden door de andere kant op te kijken, en je gelooft vast dat een nachtje slapen de oplossing zal brengen. Een week later echter – na vele lange nachten slaap – weet je het nog altijd niet. Een tweede ontmoeting zit er aan te komen met de regelmaat van het leven. Dan komt het moment waarop je oog in oog staat met het meisje en beginnende amnesie niet meer ontkend kan worden. Ze vraagt: hoe is het, en je antwoordt het enige mogelijke antwoord op die vraag wanneer je niet tot doel hebt verwachtingen te fnuiken: goed. Vervolgens is er het korte maar ingrijpende ogenblik waarop duidelijk wordt dat jij niet weet in welke mate van enthousiasme je moet reageren op de verschijning van deze schim uit het vervaagde verleden, dat is het ogenblik waarop het meisje ziet dat je het niet weet, maar waarop jij niet durft toe te geven dat je het niet weet. Je ogen vluchten naar de volgende klant, maar die is er niet. Haar ogen tonen verbazing om zoveel vergeetachtigheid. Je kunt niet inschatten welke vorm die verbazing aanneemt – boosheid of alleen maar verbazing – omdat je niet weet hoe belangrijk het is dat je je dit meisje wél herinnert. Je verbergt je achter de façade van de functie die je op dat moment uitvoert, en gaat naar de aanpalende ruimte om daar een arbeid uit te oefenen die zich uiterst geschikt toont voor noeste graafwerken in het geheugen. Maar die mogen niet baten.

Na de arbeid kom je thuis en probeer je het falende geheugen te voeden met foto’s. Verstrekkende melancholie is het resultaat, de aha-erlebnis blijft uit. Op de duur begin je er vrede mee te nemen dat je het nooit zal weten. Het beeld van het meisje dat je op harde wijze attent maakte op de gebrekkigheid van je geheugen, begint al te vervagen tot er uiteindelijk niets méér zal overblijven dan het spottende lachje, de verbaasde ogen – die jou wél herkenden – en je eigen frustratie. De angst voor dementie daarentegen zal nooit meer vervagen. Je denkt dat het nodig is een inventaris op te stellen van het leven. Je wil alles catalogiseren, om nooit meer iets te vergeten. Maar de onmogelijkheid hiervan leidt tot nog meer melancholie. Het is de mens onmogelijk een opsomming te maken van zijn verleden. Voor elke persoon die je je herinnert, is er een ondefinieerbaar aantal onopspoorbaar verloren gegaan in de krochten van je memorie. Tweeëntwintig: de aftakeling is onomkeerbaar ingezet.

No comments: