Friday, April 27, 2007

Vijf Hollanders en geen lied

De lessen over de literatuur van de Vlaamse Beweging gedoceerd door een Vlaamse professor en een uit Nederland afkomstige Vlaamsgezinde assistent worden gevolgd door vier Nederlandse en vier Vlaamse studenten. Het plaatje klopt en toch klopt het niet.

Wanneer Nederlanders het over Vlaanderen willen hebben, spreken ze meestal – zelfs wanneer ze het weten en het proberen te vermijden – met een stiefmoederlijk toontje. Den Hollander zal het eens komen expliqueren, want het Vlamingske snapt het niet.

In het college over Albrecht Rodenbach wordt deze bij uitstek Vlaamse dichter gereciteerd door de Nederlandse assistent. Reciteren is het woord niet, de assistent stamelt maar wat. En om zijn onkunde inzake voordracht te camoufleren, pleegt hij het verzoek om het refrein hardop mee te scanderen. Nederlanders zijn van nature uit wat extraverter dan Vlamingen, en zo gebeurt het dat de verzen: “
Ei! het lied der Vlaamse zonen, / met zijn wilde noordertonen, / met het oude Vlaams Hoezee. / Vliegt de blauwvoet? Storm op zee!” in het Noord-Nederlands door het muffe klaslokaal schallen.

Er volgt een debat over de vraag of er een eenheidstaal, een eenheidsliteratuur of eenheid op welke wijze ook is in Vlaanderen en Nederland. Daar kunnen we niet op antwoorden, besluiten we. En dat het tijd is voor middagpauze.

De Vlamingen gaan samen eten.

De Nederlanders gaan samen eten.



readymade

Dames en heren, dit is een persoonlijke mededeling.

De kinderen Tinabar en Minabar worden verzocht af te stappen in Gent-Dampoort en zich te begeven naar het toezichtspersoneel.

Hun mama staat te wachten in Lokeren.

Thursday, April 26, 2007

l'enfer, c'est le train


"De misantroop is mens, het humanisme moet dus in zekere mate misantropisch zijn. Maar het is een wetenschappelijke misantropie, die haar haat heeft weten te doseren, die eerst haat om de mensen naderhand beter te kunnen liefhebben."
(uit: Jean-Paul Sartre, Walging)


Mijn treinrit duurt slechts twintig minuten, en dat zijn er net genoeg om mij te doen besluiten dat de hel niet erger kan zijn dan het openbaar vervoer. Ik slaag er meestal in vlakbij de meest irritante luiden te gaan zitten, hoewel ik bijvoorbeeld consequent weg blijf van giechelende schoolmeisjes en gezinnen met kinderen, om mezelf te behoeden voor een sociaal drama. Kinderen, schoolmeisjes en bejaarden hebben dan wel weer last van een innere Notwendigkeit om dicht in mijn buurt te zijn. Ik wou dat ze die niet hadden.
De medereizigers camoufleren zich als normaal zolang jouw trektocht naar het veiligste plekje bezig is, maar het ogenblik dat je een plek kiest en je nestelt, ontpoppen ze zich tot de monsters van de gemeenplaats. Ze voeren gesprekken over onderwerpen die op zijn minst banaal zijn, doch die door de sprekers zelf wellicht als interessant worden ervaren. Nou, er zullen altijd mensen zijn die informatieve waarde in Man Bijt Hond ontdekken. En roddelen is natuurlijk wel de menselijke afgeleide van het ontluizen – een sociale daad die nu niet meer zozeer wordt beoefend, althans niet in het openbaar.
De gevreesde naburigen worden tevens de keizers van het lawaai – de meest onderschatte ziekte van onze tijd – die absoluut tijdens de treinrit van twintig minuten naar álle deuntjes van hun gsm moeten luisteren, en vervolgens naar hun favoriete nummer van Missy Elliott. De gustibus et coloribus non disputandum est, en ik weet dat ik ten behoeve van de sociale samenhang en de strijd tegen zinloos geweld mijn snerpende strijkers beter ín mijn oren hou. Bevuil dan mijn humeur niet met jullie slechte smaak.
Door diezelfde gsm kelen ze een paar minuten later tegen iemand die het geluk heeft op dat moment niet in een trein te zitten: ‘ik zit in de trein’. Dat zal ik altijd absurd vinden. Iedereen om je heen wéét dat je in de trein zit. Natuurlijk weet de persoon aan de zogenaamde andere kant van de lijn dat niet, maar is het altijd relevant om hem dat toch te vertellen? Veel kan je beller immers niet met die informatie, hij kan zelfs niet je exacte locatie bepalen. Maar misschien ben ik eenvoudigweg niet modern genoeg voor het concept telefoneren.
Een ander teken van mijn eigen antiquiteit is dat ik nog steeds opsta voor ouderen. Dat wordt niet meer gedaan. Ikzelf doe het helemaal niet uit respect of om godbetert sociaal te zijn. Ik doe het louter uit een vorm van ethisch plichtsbesef. Bovendien las ik dat er een wet op staat, en germanisten met een glorieuze toekomst als werkloze in het verschiet kunnen zich geen boetes permitteren. Maar tegenwoordig is het zo bijzonder geworden dat een jongere opstaat voor een oudere dat die oudjes je als een soort van engelachtige beschouwen wanneer jij het wel doet. Dan vinden ze dat ze voor het overige van de rit vertederd naar je moeten glimlachen, en houden ze je vanuit hun gezeten positie bij de arm opdat je niet omver zou vallen. Van zulk een genegenheid tussen onbekenden word ik ongemakkelijk. Wanneer ik dus tegenwoordig opsta voor een oudere, begeef ik me meteen naar een andere wagon, om daar weer anoniem te zijn en niet die plichtsgetrouwe engel.
En nooit zit ik in de juiste trein. Nooit komt een blinde violist in mijn wagon de alledaagsheid verbreken met zijn muziek*. Voor blinden zou ik nochtans ook opstaan. En voor vioolkisten. En niet alleen uit ethisch plichtsbesef.

* cfr. http://jacoja.skynetblogs.be/post/876581/tcha

Duinker aan zee

Van de vele tafeltjes
Die niet bestaan,
Bestaat er een het minst.
En onder de vele tafeltjes
Die niet bestaan,
Is er een, mooi rond,
Waarop ik vaak mijn hoofd leg
Om eindeloos te zuchten.
('Maanwandeling', uit: Arjen Duinker, Ook al is het niet zo)


Ik zag mijn thesisonderwerp in levende lijve. Het is altijd een vreemde ervaring om de Vent achter de Vorm te ontmoeten. Ik sprak hem aan, hij wist meteen wie ik was, en riep dolenthousiast uit: “Wat leuk dat je er bent! Wat leuk! Wat leuk! Wat leuk dat je er bent!” Daarbij hield hij eerst langdurig mijn hand vast, en toen hij die losliet begon hij op mijn schouders te kloppen. Hij schaterlachte met die diepe stem van hem. Verder hadden wij niet veel tegen elkaar te vertellen, dus ik ging in de zaal zitten, terwijl hij zich klaarmaakte om voor een West-Vlaams publiek zijn “rare” poëzie voor te lezen. Hij had het “ongeluk” na een Afrikaanse grappige vrouw te komen die traditionele liefdespoëzie las, en vóór Stijn Meuris, die op het gemoed weet te werken met de tragische geschiedenis van zijn gezelfmoorde lief. Mensen voelen zich alras aangesproken door zulke dingen, en zeker als het op rijm is. Stijn Meuris kreeg een staande ovatie, Arjen Duinker een lauw applaus. Het thema was romantiek, en hij las een gedicht over kooltjes. Nou, niet over kooltjes, maar met die titel. Gedichten met woorden als sinaasappels, morellen en kooltjes spreken minder aan dan gedichten over vrouwen met rode lippen en suïcidale neigingen. “Het was te lang”, oordeelde men na afloop. Toen ik overtuigd het hoofd schudde, en zei dat het nooit te lang is als het goed is, bekeek men mij vreemd. Ik vertelde dat ik mijn scriptie over ’s mans poëzie had geschreven. De vreemde blik werd nu een meelijdende: “je kunt daar niet aan doen, als je zo’n keuze maakt”. Die reactie snapte ik niet helemaal. Het zal wel iets betekend hebben in dat rare West-Vlaanderen.

Wednesday, April 25, 2007

De dictatuur van de sociale samenhang

Waarom moeten we zonodig allemaal sociaal zijn, het modewoord van deze eeuw, dat mij enigszins als een vloek in de oren klinkt. We organiseren concerten voor verdraagzaamheid, optochten tegen zinloos geweld en nivellerende televisie om de sociale samenhang te bevorderen. Dat moeten we doen omdat de voortplantingsdrang niet afneemt, en de wereld stilaan te klein wordt. De veelbesproken global warming zal er hopelijk toe leiden dat deze overbevolkte quasi onleefbare planeet uiteindelijk stilletjes ontploft zonder enig spoor achter te laten: the big bang – part 2.

Het is tijd voor een periode van totale omkering. Laten we elk ons weegs gaan en elk afzonderlijk kleine optochtjes houden vóór zinloos geweld en tégen de verdraagzaamheid. Laten we elkaar uitroeien. Laten we vooral stoppen met de voortplanting. De wereld zal er een stuk beter op worden. Meer ruimte voor minder mensen, en zonder halsbrekende stunten ter bevordering van de sociale samenhang zal de wereld weer leefbaar zijn, mensen gelukkig en vreedzaam naast elkaar. Dat we daarvoor eerst door een periode van zelfvernietiging moeten, nemen we er maar bij.

Tuesday, April 10, 2007

my very blind violin player

Account of an irrational infatuation followed by a very irrational broken heart

We went to see an unknown – to us that is – musician and we planned not to stay all that long. We had to catch some trains or busses, because we weren’t dressed for a cold night, we were barefoot and our feet were bleeding. Walking home was not an option. And then he arrived, my very blind violin player. He played, and he shook his little eyeless head as if it were made of rubber bands. When he talked he laughed at what he said. And we laughed because he laughed. And he played, and when a mobile phone in the audience started ringing he played along with the silly ringtone, just long enough for everyone to hear and to laugh at his spontaneity, just short enough for everyone to be ashamed that we laughed for did we hear what we hear? And he played, and our trains and busses left, but we didn’t. And he played ‘til morning, when all the trains and busses exploded along with the rest of the world, but we stayed and he played.