Sunday, July 20, 2008

It's a long way to the Korenmarkt

Een zwart geschilderde man in rennersoutfit probeert zijn evenwicht te bewaren op een driewieler terwijl zijn vrienden die naast hem lopen hem bier in de mond proberen te gieten. Honderd meter verder rijdt het driewielergezelschap een koppel omver dat schaamteloos passioneel staat te kussen in het midden van de straat tussen twee tramsporen zonder na te denken over de honderden mensen rondom hen. Verder waggelt een dronken man, de ene voet dusdanig voor de andere plaatsend dat hij zich bij elke stap voetje lap legt; en bier morsend over zijn witte sportschoenen fluistert hij tegen niemand in biezonder, feitelijk zelfs tegen het leegste plekje van de korenmarkt op dat moment: fuck off! Op de Feesten in het niet gepermitteerd om zich kwaad of droevig te maken om dergelijke zaken. Op de Feesten is de marginale massa geprivilegieerd en moet de rationele mens zijn kop houden. I’m too old for this shit.

Thursday, July 3, 2008

The train, again

Toen ik tijdens een wandeling aan de Schelde liep te klagen over de trillingen veroorzaakt door de andere mensen op de kade zei Raketerik dat ik een zesde zintuig voor ergernis heb. Dat vond hij geloof ik een beetje irritant aan mij. Wetende dat mijn zintuigen mateloos belangrijk voor me zijn, is die ergernis blijkbaar een essentieel onderdeel van mijn persoon. Het zesde zintuig is er nog steeds maar het object van mijn ergernis is kennelijk veranderd, zo mocht ik laatst ervaren tijdens een treinrit.

Achter me: 6 luide kindjes van 4 tot 8 giechelen, schreeuwen, zitten niet stil, lachen, roepen. Voor me: 4 verrimpelde vrouwtjes van 40 tot 80 bekijken de kindjes nu eens met strenge blikken van afkeuring, dan eens met vertederde grootmoederlijke glimlachjes. Dat is het recept voor een klassiek treinverhaal.

Het lawaai van de kindjes neemt exponentieel toe naarmate de conducteur – ook wel “de snipperaar, de snipperaar, hij komt, hij komt” – onze wagon nadert, en de glimlachjes van de vrouwen recht evenredig. Zoals dat gaat, inderdaad. De snipperaar van dienst heeft zijn humeur in elk geval niet bij de nmbs vandaan, want tegen de verwachtingen en het imago van zijn beroep is hij dolenthousiast om de kinderen hun eigen kaartjes te laten knippen, in plaats van ze streng te berispen en aan te manen op hun plaats te blijven zitten. Op die manier kan de uitzonderlijk vriendelijke snipperaar meteen op de sympathie van de hele wagon rekenen, inclusief mezelf, wel heb je ooit.

Inmiddels op mijn schoot: een academische tekst in dat academische Engels dat me jaren deed geloven dat ik geen Engels kon, terwijl ik al die tijd gewoon beter Engels kon dan de gemiddelde academicus. Ach, dat is overdreven. Maar mijn Engels, mijn taal tout court is eerlijker. Als ik iets te zeggen heb, zeg ik het. Als ik niets te zeggen heb, dan bouw ik daar geen paginalange volzinnen omheen, dan zwijg ik gewoon. De inhoud van deze zogenaamd wetenschappelijke tekst is alweer een kleine nuance van alweer een detail van een betekenisloze studie die tot op de bodem wordt uitgespit. Het resultaat: hermetisch gebrabbel, zo fraai verwoorde leegte dat geen mens meer inhoud kan bespeuren achter de dure woorden, bedacht exclusief voor het academische discours. In mijn hoofd zit ik te brullen van frustratie tegen de onverstaanbaarheid en betekenisloosheid van het geschrevene. Ik erger me kapot. Op een dag erger ik me morsdood.

En de kindjes zeggen tegen de reiziger die uitstapt: nog een goeie reis, meneer! Dát is klare taal.