Thursday, April 26, 2007

l'enfer, c'est le train


"De misantroop is mens, het humanisme moet dus in zekere mate misantropisch zijn. Maar het is een wetenschappelijke misantropie, die haar haat heeft weten te doseren, die eerst haat om de mensen naderhand beter te kunnen liefhebben."
(uit: Jean-Paul Sartre, Walging)


Mijn treinrit duurt slechts twintig minuten, en dat zijn er net genoeg om mij te doen besluiten dat de hel niet erger kan zijn dan het openbaar vervoer. Ik slaag er meestal in vlakbij de meest irritante luiden te gaan zitten, hoewel ik bijvoorbeeld consequent weg blijf van giechelende schoolmeisjes en gezinnen met kinderen, om mezelf te behoeden voor een sociaal drama. Kinderen, schoolmeisjes en bejaarden hebben dan wel weer last van een innere Notwendigkeit om dicht in mijn buurt te zijn. Ik wou dat ze die niet hadden.
De medereizigers camoufleren zich als normaal zolang jouw trektocht naar het veiligste plekje bezig is, maar het ogenblik dat je een plek kiest en je nestelt, ontpoppen ze zich tot de monsters van de gemeenplaats. Ze voeren gesprekken over onderwerpen die op zijn minst banaal zijn, doch die door de sprekers zelf wellicht als interessant worden ervaren. Nou, er zullen altijd mensen zijn die informatieve waarde in Man Bijt Hond ontdekken. En roddelen is natuurlijk wel de menselijke afgeleide van het ontluizen – een sociale daad die nu niet meer zozeer wordt beoefend, althans niet in het openbaar.
De gevreesde naburigen worden tevens de keizers van het lawaai – de meest onderschatte ziekte van onze tijd – die absoluut tijdens de treinrit van twintig minuten naar álle deuntjes van hun gsm moeten luisteren, en vervolgens naar hun favoriete nummer van Missy Elliott. De gustibus et coloribus non disputandum est, en ik weet dat ik ten behoeve van de sociale samenhang en de strijd tegen zinloos geweld mijn snerpende strijkers beter ín mijn oren hou. Bevuil dan mijn humeur niet met jullie slechte smaak.
Door diezelfde gsm kelen ze een paar minuten later tegen iemand die het geluk heeft op dat moment niet in een trein te zitten: ‘ik zit in de trein’. Dat zal ik altijd absurd vinden. Iedereen om je heen wéét dat je in de trein zit. Natuurlijk weet de persoon aan de zogenaamde andere kant van de lijn dat niet, maar is het altijd relevant om hem dat toch te vertellen? Veel kan je beller immers niet met die informatie, hij kan zelfs niet je exacte locatie bepalen. Maar misschien ben ik eenvoudigweg niet modern genoeg voor het concept telefoneren.
Een ander teken van mijn eigen antiquiteit is dat ik nog steeds opsta voor ouderen. Dat wordt niet meer gedaan. Ikzelf doe het helemaal niet uit respect of om godbetert sociaal te zijn. Ik doe het louter uit een vorm van ethisch plichtsbesef. Bovendien las ik dat er een wet op staat, en germanisten met een glorieuze toekomst als werkloze in het verschiet kunnen zich geen boetes permitteren. Maar tegenwoordig is het zo bijzonder geworden dat een jongere opstaat voor een oudere dat die oudjes je als een soort van engelachtige beschouwen wanneer jij het wel doet. Dan vinden ze dat ze voor het overige van de rit vertederd naar je moeten glimlachen, en houden ze je vanuit hun gezeten positie bij de arm opdat je niet omver zou vallen. Van zulk een genegenheid tussen onbekenden word ik ongemakkelijk. Wanneer ik dus tegenwoordig opsta voor een oudere, begeef ik me meteen naar een andere wagon, om daar weer anoniem te zijn en niet die plichtsgetrouwe engel.
En nooit zit ik in de juiste trein. Nooit komt een blinde violist in mijn wagon de alledaagsheid verbreken met zijn muziek*. Voor blinden zou ik nochtans ook opstaan. En voor vioolkisten. En niet alleen uit ethisch plichtsbesef.

* cfr. http://jacoja.skynetblogs.be/post/876581/tcha

No comments: